De langverwachte Indiana Jones and the Dial of Destiny (2023) was deze week te zien op het festival van Cannes en ik ga het nogmaals herhalen, ik was al geen fan van de de-aging techniek in The Irishman (2019), ik ben nog steeds niet aan boord. Meer nog, ik vond de Indiana Jones flash-back-scènes met een jongere Harrison Ford (80) zelfs minder goed werken dan de jongere De Niro-scenes in de film van Scorsese, net omdat je als kijker kan vergelijken met de originele Indiana Jones films. De begin-sequentie duurt bijna 30 minuten en bij momenten had ik het gevoel dat we een terugkeer hadden naar die cgi gruwel uit The Polar Express (2004) met Tom Hanks. Je krijgt een soort made-in-China versie voorgeschoteld van iets wat ooit een cultstatus had. We zaten al op een mediocre niveau met Indiana Jones and the Kingdom of the Crystal Skull (2008), deze film is nog een zwaardere teleurstelling omdat de Steven Spielberg flair ook compleet verdwenen is.
Korte inhoud: Het is 1969, het hoogtepunt van de ruimterace tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Vele wetenschappers aan de Amerikaanse kant hebben een nazistische achtergrond. Indiana Jones heeft zijn zinnen erop gezet om dergelijke naziactiviteiten en intenties aan het licht te brengen in hun zogenaamd wetenschappelijk werk voor de maanlanding. Hierin wordt Jones bijgestaan door zijn peetdochter Helena (Phoebe Waller-Bridge) en zijn oude vriend Sallah (John Rhys-Davies).
Dit was dus de eerste Indiana Jones film die niet werd geregisseerd door Steven Spielberg. Het was James Mangold die de eer voor zijn rekening mocht nemen nadat hij de laatste Wolverine in glans mocht afsluiten met het meesterwerkje Logan (2017), nog steeds één van mijn favoriete superhelden films. Mangold was goed in het in beeld brengen van actiescènes, zeker de scènes met de riksja, maar ik mis wel de vernuftige mise-en-scenes en de leuke twists die Spielberg kon bijbrengen. Het beste van de film is ook het meest teleurstellende, en dat waren de nostalgische scènes, als het ware om het publiek een reden te geven waarom ze deze zoveelste sequel aan het bekijken zijn. De film begint met een bijna half uur van een proloog met een cgi-verjongde versie van Dr. Jones in de clinch met nazi’s ergens in 1945. Maar zoals gezegd, de de-aging is CRAP! Het sleurt je meteen uit het verhaal en je zit je meer te ergeren over de levenloze-expressies dan wat het personage doormaakt.
We springen dan vooruit naar 1969 waarin we een miserabele Indy aantreffen die nog steeds in het verleden leeft en zijn buren te lijf gaat met een baseball bat. En ja hoor, de bejaarde man heeft nog steeds les in archeologie – ook al zal hij met pensioen gaan. En na de proloog komen we op vertrouwd terrein met Jones die een artefact wel recupereren van de nazi-wetenschapper Jürgen Voller (Mads Mikkelsen) die hij in 1945 heeft ontmoet en na de oorlog door de Amerikaanse overheid werd gerekruteerd. Het verschil is dat we hier een bejaarde versie krijgen van Jones en dit zich ook vertaald in de meer cartoony actie-scènes. Datgene wat Jones zo goed maakte in Raiders of the Lost Ark (1981) of Indiana Jones and the Temple of Doom (1984) is de brutaliteit van de scènes en de zenuwslopende rollercoasters. We worden wel bediend met een paar achtervolgingen maar het is allemaal ’too little too late’. De production design pakt wel groots uit (met ondermeer een parade na de maanlanding) maar het wordt nooit echt spannend. We zien Indiana met zijn paard in metrogangen wegglippen en metro’s ontwijken maar alles voelt meer onwaarschijnlijk dan leuk aan. De eerste Indiana Jones films hadden echt een avontuurlijke achtbaangevoel van emoties, hier zitten we op de draaimolen en hopen we dat Jones ooit aan de flosj kan trekken. We krijgen een zwierende riksja te zien, in een wijd rug-shot, die zich een weg baant op de stoffige weg tussen de voertuigen, gevolgd door een shot van een oude Harrison Ford die rustig aan het stuur zit voor een green screen.
Ik had het gevoel dat de film ook een poging heeft ondernomen om Indy’s opvolger klaar te stomen met Phoebe Waller-Bridge, die hier een echte actie-rol à la Bondgirl neerzet als Helena, maar het verhaal ondersteunt haar niet voldoende voor een waardige karakter-invulling. Haar motivaties variëren trouwens van scène tot scène en op het einde van de rit weet je niet goed wat haar bedoelingen waren. De actrice met haar 1m77 is de dochter in de film van een man van amper 1m65 (Toby Jones) die zo goed als geen enkele fysieke trek gemeen heeft met de actrice. Helena wordt ook vergezeld door een jong boefje genaamd Teddy (Ethann Isidore) waaraan ook veel screentijd wordt gewijd zonder echt een meerwaarde te zijn aan het verhaal. Ik heb één keer in de film moeten lachen en dat was dan nog niet omwille van een bedoelde grap maar eerder voor een belachelijke plotwending naar het einde toe. Daarnaast zien we ook Antonio Banderas opduiken in een beschamende 5-minuten rol van geen belang, alsook Thomas Kretschmann als de nazi-officier van dienst. En van oude relikwieën gesproken, ook John Rhys-Davies werd er bijgesleurd. Maar het meest bespottelijke acteerwerk komt toch van het duo Klaber (Boyd Holbrook) en Hauke (Olivier Richters) die gewoon té cartoony zijn om echt een dreiging te vormen voor Indy. En ja ze staat op de castinglijst, ook Karen Allen is van de partij, in een 2-minuten durende cameo-rol in een film die 2 uur en 34 minuten duurt en geloof me, je zal snakken naar het einde.
Het enige wat uit het verleden kwam en nog steeds het niveau kon opkrikken was de muziek van John Williams! Neem zijn muziek weg en je blijft over met een dure tv-film die weinig tot geen bestaansredenen heeft boven het money-grab-aspect. Deze 5de Indiana Jones film is de laatste Harrison Ford Indy en na deze prent zal niemand stiekem hopen op een 6de film. De grootste verantwoordelijken voor deze miskleun zijn scenaristen Jez Butterworth, John-Henry Butterworth en in kleinere mate David Koepp. Zij hebben Ford doorheen dit avontuur gesleept op plaatsen waar de man op zijn leeftijd niet (meer) thuishoort en vergaten ook nog eens om hun karakter een waardige afsluiter te geven zoals Daniel Craig dat kreeg met zijn James Bond saga in No Time to Die (2021).
Het symbolische idee van de ‘dial of wijzerplaat’– een klokachtig Oud-Grieks artefact dat de tijd zelf vertegenwoordigt (timetravel anyone?) – is trouwens weinig meer dan verspild potentieel. Moses had zijn tien geboden, Christus de Heilige Graal, hier hebben we de dial van Archimedes, met na Crystal Skull een nieuwe stap in het verlaten van het religieuze. Het is alsof de scenaristen zijn vertrokken met een checklist, opgemaakt door de nog steeds niet ontslagen brokken-producer Kathleen Kennedy, van alle elementen uit de vorige films die opnieuw in de nieuwe film moesten opduiken (vb. een zoektocht naar objecten geworteld in de geschiedenis, een hint van het bovennatuurlijke, fascistische schurken, een stand-off, de hoed, de zweep gevolgd met getrokken pistolen, …). En ik had er op zich nog geen problemen mee dat ze honderden verwijzingen aan elkaar rijgen, maar spijtig genoeg bleef de focus op de vitrine en bleef de winkel leeg.
Kortom, Indiana Jones and the Dial of Destiny was toch wel wat van een teleurstelling. Ford op zich brengt wat hem gevraagd werd, gaf zijn volle 100% en bracht zelfs een beetje emotie aan het verhaal, maar het gaat aan ons voorbij omdat de scenaristen en de regisseur niet hebben kunnen zorgen voor een impactvol momentum. De ironiserende humor, de bruisende B-film opwinding en levendigheid ontbreken hier volledig. Met al die ervaren filmmakers samen en een dik productiebudget van 300 miljoen dollar (115 miljoen meer dan Crystal Skull en tevens de duurste Indy film uit de reeks) zou je toch op z’n minst iets memorabels verwachten, maar binnen een paar maand ben ik deze film compleet vergeten. Jullie kunnen de film gaan zien in de bioscoop vanaf 28 juni 2023
Review Indiana Jones and the Dial of Destiny (2023)
Recensie door Alexander op 21 mei 2023