Seriemoordenaars waren in de jaren 90 een ‘hot’ genre, zeker met een film als The Silence of the Lambs (1991) of nog Se7en (1995) en de Scream films. Tegenwoordig krijgen we nog sporadisch een geslaagde serial killer film, en meestal werd deze geregisseerd door David Fincher. Maar nu is er één van Lars Von Trier en zoals we van de man gewend zijn, is The House That Jack Built (2018) geen gewone serial killer film.
Korte inhoud: Verenigde Staten, de jaren 70. De film volgt de uiterst intelligente en misogynistische Jack (Matt Dillon) over een periode van 12 jaar en volgt de moorden die de ontwikkeling van Jack als een seriemoordenaar definiëren. Jack ziet elke moord als een kunstwerk op zich. Als de onvermijdelijke politie steeds dichterbij komt, neemt hij meer en meer risico in een poging zijn ultieme kunstwerk te creëren. Tegelijkertijd beleven we Jack zijn persoonlijke toestand, problemen en gedachten middels een terugkerend gesprek met de onbekende Verge.
Hoe weerzinwekkend hun daden wel kunnen zijn, hoe verontwaardigd we zijn dat onschuldigen ten prooi vallen aan zijn sadistische lusten, toch zijn we gefascineerd door hen. En dat beseft Von Trier als geen ander. Wij zijn zo geobsedeerd geraakt door moordenaars dat we ons erdoor omringen in tv-series, films, boeken; allemaal vol met de gruwelijke details van wat er met elk slachtoffer is gebeurd. En daarnaast staan er ook heel wat klaar met kritiek als er nog maar een halve trailer op het internet verschijnt. Maar verrassend genoeg was deze prent niet gewoon een film waarmee Von Trier “de maatschappij” wil choqueren, het is misschien wel één van zijn beste films in een hele lange tijd. Het is een vlijmscherpe psychologische horror waarvan ik ten volle van heb genoten.
Jack is een bevlogen architect en is vastbesloten om zijn droomhuis te bouwen, gelegen in een afgelegen bosgebied, met een schilderachtig uitzicht op een mistig meer. Zijn slachtoffers zijn hoogtepunten in zijn kunstwerk, en ze spelen allemaal een rol in zijn laatste meesterwerk. Hoe dan ook blijven we deze vreemde snuiter volgen. In de cast zien ondermeer Bruno Ganz, Uma Thurman en Jeremy Davies.
Ja Lars Von Trier choqueert graag. Met Nymphomaniac vertelde een verhaal over de seksuele vrijheid van een vrouw, inclusief met scènes van sadisme en masochisme en met Antichrist deed hij ons proeven van de perverse menselijke natuur, inclusief genitale verminkingen. Deze film gaat zowaar nog een stapje verder in het obscene. Toch is het niet de extreme en ultra-gewelddadige exploitationfilm die we allemaal hadden verwacht. Het is een psychologische horror die weliswaar enkele momenten van brutaliteit oplevert, maar het focust meer op het kwaad dat is ingebed in deze cerebrale seriemoordenaar.
Het deed me eigenlijk een beetje denken aan C’est arrivé près de chez vous (1992), in hoezeer Von Trier de soberheid vermengt met gruwel en gitzwarte humor. En daar waar Benoît Poelvoorde geknipt was voor de rol als serial killer zien we hier Matt Dillon stralen in misschien wel één van zijn sterkste rollen in zijn gevulde carrière. Dillon is bedreigend wanneer het nodig is, hij charmeert zich in de juiste situaties wanneer het moet en wint het publiek met zijn rauwe moppen die een oncomfortabel publiek tot lachen dwingt. In ‘politiek correcte’ tijden, waar elke muggenscheet tot een publieke veroordeling en verbanning kan leiden, hebben we hier een film die compromisloos de perversie van een geflipte geest dissecteert. Ik verwacht niet dat deze film veel prijzen in de wacht zal slepen, en dat is onterecht, want hadden we deze prent eerder gezien dan had hij misschien in onze TOP 10 Beste Films van 2018 gestaan.
© 2018 Zentropa Entertainments
Het personage van Jack belichaamt alles wat we weten over seriemoordenaars, wat aantoont dat Von Trier zijn huiswerk heeft gedaan. Dit is niet zomaar shock-horror zoals we zouden kunnen verwachten van een Eli Roth of een Rob Zombie. Er zijn details in deze film die laten vermoeden dat de regisseur heel veel weet over de complexiteit van deze individuen. Maar ook de acteur heeft een gedaanteverwisseling ondergaan en is haast niet meer herkenbaar. Zijn lichaamstaal, zijn gezichtsuitdrukkingen of nog zijn idiosyncrasieën zullen nog lang blijven nazinderen in ons geheugen, net zoals deze van Hannibal Lecter of Jame Gumb. Wat ook help is de buitengewone knappe fotografie van Manuel Alberto Claro, die een efficiënte balans heeft gevonden tussen het grauwe en het natuurlijke en ongedwongene. Net zoals in C’est Arrivé voel je de medeplichtigheid van de cameravoering, zonder dat we expliciet een cameraploeg zien. Uiteraard zit er ook wat nazi-Duitsland in de film, ook al was dat helemaal niet nodig. Mocht Von Trier zich op bepaalde momenten iets meer kunnen bedwingen, zou hij misschien net iets meer au serieux worden genomen.
Kortom, The House That Jack Built is niet ultra-gewelddadige, traumatiserende exploitationfilm waar iedereen het over had na Cannes. Het is een pak verfijnder en intelligenter en het confronteert ons met onze lust naar geweld, voyeurisme en fascinatie voor het morbide. Ik hoop alsnog dat de film bij ons een bioscooprelease krijgt, want tot nu toe zien we nog geen datum.