Ik ben er uiteindelijk toe gekomen om de Thaise Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives (2010) (Loong Boonmee raleuk chat) te zien van de regisseur met de ingewikkelde naam Apichatpong Weerasethakul. Deze fantastisch drama won dit jaar de Gouden Palm in Cannes, overhandigd door niemand minder dan Tim Burton.
Het is een ongewone film, zoveel is duidelijk, alsof je aan het kijken bent naar een bizarre droomsequentie. Dit bevreemdend experiment is trouwens onmogelijk om te bespreken in een review. Na het zien van de film kan je erover praten met je vrienden, maar uiteindelijk kom je tot de conclusie: dergelijke films zijn moeilijk te begrijpen voor een Westers publiek. Het is alsof je een boek aan het lezen bent waarvan iedere tweede pagina in een onbegrijpelijke taal is geschreven. Je volgt het verhaal, je begrijpt het concept, je kan zelfs bewondering vertonen voor de acteerprestaties, maar uiteindelijk blijf je wel een beetje op je honger zitten. Maar het is dé film bij uitstek voor filmsnobs die kunnen weglullen over de verdiensten van minimalistische cinema. Cannes heeft zijn reputatie hoog te houden en probeert altijd wel te kiezen voor niet-commerciële films (echter niet altijd voor de beste film), maar dit moet misschien wel hun meest exotische filmkeuze zijn.
Korte inhoud: Oom Boonmee lijdt aan een nieraandoening en hij weet dat hij binnen 48 uur zal sterven. Hij laat zich door familie naar een onherbergzaam gebied brengen om te sterven, waar zij geconfronteerd worden met de geest van zijn gestorven echtgenote. Ook zijn verloren zoon komt tot hen uit de jungle in de vorm van een aap. We volgen de laatste dagen van Boonmee tussen zijn familie en hun verhalen.
Net door het feit dat niemand de film echt kan vatten (als deze ook al gevat kan worden) stuit je meteen ook op grote liefhebbers die het werk omschrijven als een soort meesterwerk die enkel maar benaderd kan worden door een select groepje van “filmkenners”. Alle discussies over de prent vervagen snel in inhoudsloze padstellingen over smaak en hoogdravende interpretaties die zelden of nooit te maken hebben met de film in kwestie. Ik vond de discussies na de film dan ook heftiger dan de film zelf. En dat is uiteindelijk ook wel een verdienste van Uncle Boonmee. Toch denk ik niet dat ik mij ooit een tweede keer aan deze poëtische introspectie zou blootstellen, net zomin als dat ik mezelf een tweede keer doorheen Krzysztof Kieslowski’s Trois Couleurs: Blue, Blanc, Rouge zou worstelen.
Maar laten we eerlijk zijn, het is zeker een controversiële en radicale keuze, maar een prent die volgens mij minder zal blijven nazinderen dan vele andere films in de Cannes selectie. Persoonlijk had ik deze een eervolle vermelding gegeven maar niet de Gouden Palm. Hij is mij iets te vervelend, en meer bepaald omwille van zijn gecodeerde Thaise gevoeligheid. Maar het mist het universele karakter van bijvoorbeeld een David Lynch, Zhang Yimou, Chan-wook Park of een Wong Kar Wai film. Ik heb niets tegen droomsequenties en bizarre film-experimenten, zoals bijvoorbeeld het Japanse Symbol (2009) van Hitoshi Matsumoto, maar bij deze Uncle Boonmee had ik meer moeite om niet in slaap te vallen.
© Filmfreak Distributie
Er is geen dramatische inhoud, maar wel een poëtische en esthetische benadering van het leven na de dood. De cineast maakt een wereld met eigen wetten en regels en laat er de toeschouwer in verdwalen. In principe zou je hier ook je verstand op nul moeten zetten, en je compleet laten onderdompelen in de magie van deze Thaise nacht. De film is traag, heel taag, en bijgevolg hypnotiserend, en geheel in de lijn van zijn vorige films, zoals Syndromes and Century (2006) en Tropical Malady (2004). En uiteindelijk is dit misschien wel de sleutel tot het werk van Weerasethakul. Je moet de tijd nemen om meer van zijn films te bekijken en hierdoor kan je er enkel maar meer voor open staan. Maar het vraagt als Europeaan misschien wel iets meer doorzettingsvermogen. U bent bij deze gewaarschuwd.
Beoordeling: 3 / 5
Recensie door Dave op 3 september 2010